Woorden kunnen beter worden begrepen wanneer je de betekenis van de delen kunt verklaren. Bij verkleinwoorden weten de kinderen wel dat het achtervoegsel āje of ātje betekent dat iets klein is, maar van veel achtervoegsels is de betekenis niet bekend.
De zwakke fonologische verwerking kan bij een kind met dyslexie worden ondersteund door compenserende strategieƫn. Lezen en spellen gaat dan beter en vlotter door een goede woordenschat. Taalbeschouwing vormt een belangrijke basis voor de woordenschat. Vergroot daarom de woordenschat door de onderdelen van de woorden te begrijpen.
Door hieraan regelmatig aandacht te besteden, nieuwe woorden te vinden, te herkennen, oefeningen en spelletjes mee te doen zal de woordenschat toenemen.
Zo leren we de kinderen al in groep 4 dat het achtervoegsel ālijk een afkorting is van het woordje āgelijkā. Dus als je doel als een vriend ben je vriendelijk of een vriend gelijk.
Iets dergelijks doet ook het achtervoegsel āzaam dat we in het Engels ook tegenkomen als āsameā . Als je werkt ben je dus āwerkzaamā.
In de bijlage staat veel voorbeelden en vormt tevens een werkblad voor de leerling.