Wanneer jouw geschiedenisdocent vroeger prachtig kon vertellen alsof hij er zelf bij was geweest, blijft veel van zijn verhalen je het hele leven bij. Het onderwijs aan kinderen met dyslexie heeft behoefte aan een leerkracht die het onderwijs weet te verrijken met interessante achtergronden en verhalen.
Dat heeft te maken met de manier van leren met dyslexie om het meeste effect te bereiken op de lange termijn. ‘Droge’ leerstof dat niet doordringt tot de intelligentie de emotie en de betrokkenheid van de leerling beklijft niet of nauwelijks. Dergelijke leerstof wordt opgeslagen in het zogenaamde ‘objecten’-geheugen. Zonder een link naar het geheugen voor begrip of emotie is deze kennis voor iemand met dyslexie later moeilijk terug te vinden.
Daarom helpt ‘stampen’ niet bij een leerling met dyslexie. Daarom helpt tien keer overschrijven na een spelfout niet bij een leerling met dyslexie. Daarom helpt ‘meer-van-hetzelfde’ niet. En daarom helpen de goed bedoelde ‘extra leerlijnen’, die kinderen zelfstandig in werkboekjes moeten doorworstelen zonder de noodzakelijk en rijke lessen van de leerkracht, ook niet.
Effectief leren betekent voor iemand met dyslexie niet alleen begrip, maar ook beleving. De uitroep “Leren hoeft toch niet altijd leuk te zijn!” geldt misschien voor kinderen met een goed geheugen, betrokkenheid en motivatie. Voor kinderen met dyslexie moet je als leerkracht alles uit de kast halen om het onderwijs leuk, begrijpelijk en aantrekkelijk te maken.
In de begeleiding van onze leerlingen hebben we alle leerstof ‘verrijkt’ met begrip, structuur, schema’s, visualiseringen zo mogelijk wat humor en trucjes. Hiermee leggen we verbindingen aan in het ‘episode’geheugen naar het ‘objecten’geheugen. Kenmerkend voor dyslexie is een zwak objectengeheugen en niet een zwak episodegeheugen. Wij spreken dan van lagere en hogere kennisbronnen (professor Maureen Lovett).
In de meest moderne spellingmethodes zien we weinig verklaringen, taalkundige achtergronden en verrijking van de spellingregels. Veel interessante spellinggevallen worden zelfs afgedaan met een regel als ‘weetwoorden’. Wanneer je tegen een leerling met dyslexie zegt dat hij of zij het gewoon moet weten, zonder aanwijzing hoe je dat kunt onthouden, noem ik dat arm onderwijs. Dat geldt ook voor regels met alleen een ‘kapstokwoord’. Het woord ‘klimaat’ wordt niet met een i geschreven omdat het een ‘kilowoord’ zou zijn. Het feit dat in een dergelijk woord geen ‘ie’ staat moet toch een oorzaak hebben? Wanneer ook dat wordt uitgelegd is een kapstokwoord als steun van het geheugen niet verwerpelijk.
Wanneer onze leerlingen met ernstige uitval op het gebied van spelling de achtergronden en oorzaken van de spellingregels in het onderwijs zouden hebben geleerd, vermoed ik dat er al veel minder spelfouten zouden worden gemaakt.
In ons materiaal dat we gebruiken bij onze leerlingen hebben we alle spellingregels en regelmatigheden verrijkt. Alle regels voor spelling, werkwoordspelling en grammatica zijn uitgewerkt in het zogenaamde BAAT-spiekschrift. De hele set van meer dan 60 kaarten en bijbehorende handleiding zijn binnenkort te bestellen in onze webwinkel, waar we ook andere materialen zullen aanbieden die we op basis van onze ervaringen en leerprincipes hebben ontwikkeld, speciaal voor kinderen met dyslexie.
Verrijkt onderwijs is voor alle leerlingen goed. En wanneer de methode hierin niet voorziet zal de leerkracht voor deze verrijking zelf moeten zorgen en boven de methode moeten staan. Overigens is het boven de methode staan bij alle vakken in het onderwijs kenmerkend voor de kwaliteit van het onderwijs. Het is juist het unieke van elke leerkracht dat het onderwijs kan verrijken. Niet een school met allemaal dezelfde, maar met unieke leerkrachten met passie zorgt voor goed onderwijs.